De Midianieten zijn de afstammelingen van Midian, een zoon van Abraham en Ketura, Gen. 25 : 2; 1 Kron. 1 : 32. Evenals de andere zonen van Abraham en Ketura werd ook Midian nog bij het leven van Abraham weggezonden naar het Oosterland, d. i. dus de Syrisch-Arabische woestijn, Gen. 25 : 6.
De latere Arabische geografen kennen nog een stad Madian ten O. van de golf van Aqaba. De zonen van Midian waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä, Gen. 25 : 4; 1 Kron. 1 : 33. De Edomietische koning Hadad versloeg Midian in het veld van Moab, Gen. 36 : 35; 1 Kron. 1 : 46. In Gen. 37 : 28, 36 komen M. voor als kooplieden, die Jozef naar Egypte verkochten. Mozes vluchtte uit Egypte naar het gebied der M., dat zich toen uitstrekte ten Z. en ten ZO. van Kanaän, Ex. 2 : 15. Jethro, de priester van Midian, werd zijn schoonvader, Ex. 2 : 21; 3 : 1. Zie Jethro, Kenieten. De M. zijn ten tijde, dat de Israëlieten in het O.-Jordaanland komen, ten nauwste verbonden met de Moabieten, Num. 22 : 4, 7. Ook de M. verleiden, op raad van Bileam, de Israëlieten tot ontucht, Num. 25 : 6 v. Daarom beveelt de Here aan Mozes, hen als vijanden te behandelen en hen te doden, Num. 25 : 16—18. Num. 31 verhaalt, hoe de Israëlieten bloedig wraak nemen op de M. Daarbij werden de 5 koningen van Midian, Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba gedood, Num. 31 ; 8. Al de steden en kampen der M. verbrandden de Israëlieten, Num. 31 : 10. Uit Joz. 13 : 21 blijkt, dat genoemde vorsten van Midian vazallen van Sihon waren. Zie over de verdrukking van Israël door de M. en over de geweldige overwinning, door Gideon op hen behaald, Gideon. Sindsdien horen wij in de Bijbel niet veel meer van hen. Zie nog Jes. 60 : 6; Hab. 3 : 7.