De M. zijn van Indogermaanse of Arische afkomst. Zij woonden in het bergland ten O. van Assyrië en ten N. van Babylonië en Elam, in het NW.-lijk gedeelte van Iran, ten Z. van de Kaspische Zee.
De M. hebben zich waarschijnlijk in dit gebied gevestigd en de oorspronkelijke bevolking aan zich onderworpen. Het kan zijn, dat dit in de 9e eeuw v. C. geschied is en dat zij tot de Scythen van Herodotus behoorden, die bij de Assyriërs en de Babyloniërs Umman-Manda heten. — De eerste Assyrische koning, die de M. vermeldt, is Salmanassar III (858—824 v. C.). Pas Tiglathpileser III (745—727 v. C.) wist hen onder tribuut te brengen en, evenals later Sargon (722—705 v. C.), delen van hun gebied te veroveren, vgl. 2 Kon. 17 : 6; 18 : 11. Ook Esarhaddon en Assoerbanipal behaalden successen op hen. Vooral om hun paarden waren de M. beroemd. Vandaar dat deze dieren wel als tribuut aan de Assyriërs geleverd werden. Doordat Assoerbanipal Elam vernietigde, slechtte hij de muur, die de Assyriërs van de M. scheidde. Toch vormden laatstgenoemden niet één groot rijk. Maar zij werden zeer machtig onder Phraortes (674—653 v. C.) en diens zoon Cyaxares (652—612 v. C.). Cyaxares sloot een verbond met Nabopolassar van Babel. De M. veroverden en verwoestten Ninevé in 612 v. C. De Babyloniërs lieten de verwoesting aan de M. over. Maar samen deelden zij de buit van het Assyrische rijk. De M. kregen het grootste deel van de landen ten N. van de Tigris, van Elam tot de rivier de Halys. Hun hoofdstad was Ekbatana. Dit Medische rijk was evenwel van korte duur. De vriendschap met de Babyloniërs duurde tot de dood van Nebukadnezar. Deze was indertijd gehuwd met de dochter van Cyaxares. Cyaxares werd opgevolgd door Arbaces (612—585 v. C.) en deze weer door Astyages, de zoon van Cyaxares (584—550 v. C.). In 550 v. C. slaagden de Perzen er in, om onder leiding van Cyrus of Kores, de koning van Anzan, de heerschappij aan de M. te ontnemen en ontstond het Medo-Perzische rijk. In 330 v. C. kwamen de M. onder Alexander de Grote. Daarna werden zij verenigd met Syrië en later kwamen zij onder de Parthen. Zie over de M. in het O.T. Gen. 10 : 2; 2 Kon. 17 : 6; 18 : 11; 1 Kron. 1 : 5; Est. 1 : 3, 14, 18, 19; 10 : 2; Jes. 13 : 17; 21 : 2; Jer. 25 : 25; 51 : 11, 28; Dan. 8 : 20; 9 : 1; 11 : 1; Hand. 2 9.De M. vereerden Arische goden. Bekend is de door hen vereerde god Mithra. Hun cultuur was zeer ontwikkeld. De Perzen namen veel van hen over. Zie ook Madai.