De meest bekende drager van deze naam was de zoon van Jizhar, den zoon van Kehath, den zoon van Levi, die met Dathan en Abiram opstand pleegde tegen Mozes en Aäron tijdens de woestijnreis, Num. 16 : 1, 2, zie Ex. 6 : 20. Zie Kehath. 1 Kron. 6 : 22 wordt hij de zoon van Amminadab, den zoon van Kehath, genoemd.
Een oplossing voor dit verschil is nog niet gevonden, tenzij men Amminadab dezelfde acht als Jizhar. K. streefde naar het priesterschap. Veel Levieten volgden hem. Mozes gaf K. en zijn aanhang het bevel, vuurbekkens te nemen en vuur daarin te doen en reukwerk daarop te leggen vóór het aangezicht van Jahwe. De man, dien Jahwe verkiezen zou, die zou de heilige zijn, Num. 16 : 5—7. Tevens verweet hij K en zijn aanhangers onder de Levieten hun streven naar het priesterschap, hun samenspannen tegen Jahwe, Num 16 : 8—11. Toen K. met zijn aanhang, in totaal 250 man, met hun vuurbekken en met hun reukwerk aantrad bij de ingang van de tent der samenkomst, verscheen de heerlijkheid van Jahwe aan de gehele vergadering, Num. 16 : 16—20. Mozes en Aäron voorkomen, dat Jahwe de vergadering der Israëlieten in één ogenblik verteert, Num. 16 : 21, 22. Daarna gaf Jahwe bevel, dat allen zich terugtrekken uit de omtrek van de woning van K., Dathan en Abiram, Num. 16 : 23, 24. Ook alle mensen, die bij K. behoorden, daalden levend in het dodenrijk doordat de grond spleet onder hen, Num. 16 : 31—33. Bovendien werden de 250 mannen, die reukwerk geofferd hadden, gedood, Num. 16 : 35. Uit Num. 26 : 11 blijkt, dat de zonen van K. niet gestorven waren. De Korachieten komen later als een zangersfamilie voor. Heman, de kleinzoon van Samuël, behoorde tot hen, zie 1 Kron. 6 : 33 en Heman 2. De Korachieten worden vermeld in de opschriften van Ps. 42 (waarmee Ps. 43 waarschijnlijk één geheel vormt), 44—49, 84, 85, 87, 88. 1 Kron. 9 : 19; 26 : 19 komen Korachieten voor als dorpelwachters of poortwachters bij de tempel. 1 Kron. 9 : 31 wordt een Korachiet genoemd als hebbende het toezicht op de bereiding van het bakwerk.