Om het duistere vertrek beter te verlichten, werd de lamp op een k. geplaatst, Matt. 5 : 15. Fraaie k. heeft men gevonden bij de opgravingen in Megiddo.
De luchters van Megiddo rusten op een ring van brons, waarop enkele schuin omhooglopende staven zijn gemonteerd, die boven in een schacht samenkomen. De schacht is versierd met vogeltjes of een vrouwenfiguur. Een dergelijke K. werd ook gevonden bij de opgravingen in Bethsan.2. De gouden k. in de tabernakel, Ex. 25 : 31—40; 37 : 17—24; 40 : 24; Lev. 24 : 2—4, was van louter goud, van gedreven werk en bestond uit een voetstuk, een schacht en 6 armen, zodat de k., de schacht meegerekend, 7 armen had, op gelijke hoogte. Op elk van de 6 armen moesten als versiering aangebracht worden 3 bloemkelken, amandelbloesemvormig, bestaande uit een knop en bloesems. Drie paren armen gingen uit de k. uit. Op de eigenlijke k. (de schacht) werden 4 amandelbloesemvormige bloemkelken met knoppen en bloesems aangebracht. Een afbeelding van de gouden k. staat op de triumfboog van Titus. Deze k. is wel iets anders geweest dan die in Ex. beschreven wordt. Volgens Ex. moesten op de schacht onder elk van de 3 paren armen 3 knoppen aangebracht worden. De 4e bloemkelk zal wel bovenaan, onder de middelste lamp, gezeten hebben. Alles vormde één geheel. Los er bij gevoegd waren lampen, snuiters en bakjes. Zie ook Num. 8 : 1—4. Het voor dit alles nodige goud bedroeg een talent, d.w.z. 49,11 kg. Het model van de gouden k. werd aan Mozes op de berg Sinaï getoond, zie Ex. 25 : 9, 40. Hoe hoog de schacht was, is niet zeker. In elk geval was de k. hoger dan de tafel der toonbroden. De 7 lampen werden boven op de 7 armen geplaatst. Het waren schalen, waarin men een pit en olie deed. De k. werd des morgens in orde gemaakt, om des avonds en des nachts te kunnen branden, Ex. 27 : 10, 21; 30 : 7, 8. De bakjes dienden bij het snuiten. Het spreekt vanzelf, dat in de woning des Heren bij Israël ook de k. of luchter niet mocht ontbreken. Zonder licht geen leven, Openb. 18 : 23; 2 Sam. 21 : 17; Job 18 : 6; Jer. 25 : 10. De gouden k. met zijn lampen is beeld van de gemeente des Heren, gevoed door de olie des Geestes, zie Zach. 4, Openb. 1 : 4, 12, 20. In het licht der Schrift is er geen reden, om aan mythologische voorstellingen, b.v. de wereldboom met de 7 planeten, te denken.