Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ARKIET

betekenis & definitie

1. In het Hebr.: ’arkī.

Van het gebied der A. is sprake in Joz. 16 : 2. Davids vriend Husai was een A., 2 Sam. 15 : 32; 16 : 16; 17 : 5, 14; 1 Kron. 27 : 33. Het gebied der A. lag in de buurt van Ataroth, een stad ten O. van Beth-Horon, tegenwoordig catâra. Misschien houdt de naam verband met het tegenw. cain carīk. The Westminster Historical Atlas to the Bible (1946) neemt A. als naam van een stam of elan, die Ataroth in bezit had. Dit laatste wordt dan vragenderwijze gelijkgesteld met Tell en-Nasbeh.2. In het Hebr.: carqī, Gen. 10 : 17; 1 Kron. 1 : 15. Daar wordt de A. onder de afstammelingen van Kanaän genoemd. Men zal onder de A. te verstaan hebben de bewoners van de stad Arqa, ten N. van Tripolis in Syrië. Misschien is Arqantu, dat vermeld wordt door Thoetmoses III (1501—1447 v. C.) dezelfde plaats. In de Amarna-brieven heet zij Irqata, in de Rom. keizertijd Caesarea Libani, tegenwoordig Tell Arqa.

< >