Zij loopen door elkander als de bliksem
Bliksem, Nahum. 2: 4. Dit spreekwoord, ook bij Harrebomée I. 61 voorkomende, wordt gebruikt wanneer men op schertsenden toon eene groote verwarring, een driftig heen en weêr loopen van menschen wil aanduiden. Dat men dan juist een als vloek gebruikt woord bezigt, en toch zich verontschuldigen kan met den bijbelschen oorsprong van het gezegde, maakt...