zich het laplazarus schrikken, werken, zuipen enz.
(1977) (inf.) hard schrikken of werken; zich suf drinken. • In die steden zitten comités die zich het laplazarus werken en het is beneden peil om te suggereren, dat ze dat niet doen. (Leeuwarder courant, 18/05/1977) • Je schrikt jezelf het laplazarus meneer, maar het was een nep-zooitje. (De Volkskrant, 21/08/1979) • Ik heb...