zich het klaplazarus schrikken, werken enz.
(1982) (Barg.) heel erg schrikken, hard werken enz. • De fans juichen zich het klaplazarus ... (Bert Hiddema: Ik loop, 1982) • We moesten doodstil zijn en vooral veel bidden. We baden ons het klaplazerus. (Chris Schriks: Nondeju! 1986) • Voor drie joetjes per week moest ze zich het klaplazarus beulen aan de afwas in dat smerige spo...