Zeeschuim
o., 1. wit schuim dat zich op de oppervlakte der zee vertoont wanneer de golven tegen enig beletsel of tegen elkander klotsen; 2. ben. voor de schelp of verkalkte rugplaat van inktvissen: zeeschuim wordt gebruikt als kanarievoer; 3. ben. voor het sponsachtige eiernest van de wulk en van de tepelhoren.