Wat is de betekenis van wispel?

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wispel

wispel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wispelen ♢ Ik wispel 2. gebiedende wijs van wispelen wispel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wispelen wispel je?

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Wispel

korenmaat (24 schepels).

2025-07-24
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Wispel

Wispel - oude korenmaat in Pruisen: 24 scheffel (schepel) = 1319.08 liter. In Saksen : 24 schepel = 2523.44 1. In Hamburg : 20 Fasz (vat) = 1054.68 1. In Brunswijk: 40 Himten = 1245.79 1.

2025-07-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Wispel

vroegere korenmaat, in Pruisen 1319,08 liter, in Saksen 2491,9 liter, in Hamburg 1094,2 liter, in Brunswijk 1245,8 liter.

2025-07-24
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Wispel

friesch dorp. Zie TEBWISPEL.

2025-07-24
Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

WISPEL

zie TER WISPEL.

2025-07-24
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Wispel

sax. sicamb. Corus: duotrimodij.