Wispelen
(wispelde, heeft gewispeld), (niet alg.) 1.schudden, zich gedurig heen en weer bewegen ; kwispelen ; 2. zacht spreken, fluisteren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(wispelde, heeft gewispeld), (niet alg.) 1.schudden, zich gedurig heen en weer bewegen ; kwispelen ; 2. zacht spreken, fluisteren.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
wispelde, h. gewispeld (schudden, heen en weer bewegen; ook: zacht spreken, fluisteren): zit zo niet op je stoel te wispelen.
Jozef Verschueren (1930)
('wispələn) (wispelde, heeft gewispeld) 1. [msch. Intens. ~ weifelen] heen en weer bewegen, schudden : zit zo niet op je stoel te-. 2. [klnb.] lispelen.
J.H. van Dale (1898)
WISPELEN, (wispelde, heeft gewispeld), schudden, heen en weder bewegen, kwispelen; — zacht spreken, fluisteren.
I.M. Calisch (1864)
Wispelen, bw. ow. gel. (ik wispelde, heb gewispeld), schudden, heen en weder bewegen; zacht spreken, fluisteren. *...STAARTEN, ow. gel. kwispelstaarten, (zie dit woord). *...TURIG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. veranderlijk, onstandvastig; ongestadig, los; wild, onrustig. *...TURIGHEID, v. gmv. onstandvastigheid. -, (...heden), handeling...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: