Wat is de betekenis van wispelturig?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wispelturig

bn. bw. (-er, -st), gedurig veranderend, onstandvastig in stemming en streving: een wispelturig man: een wispelturige aard; — ongestadig, los: het is wispelturig wee.

2025-07-25
WoordHoek

Ewoud Sanders (2025)

Wispelturig

Wellicht is het een persoonlijke afwijking, maar ik heb de neiging om in te zoomen op woorden. Neem een woord als wispelturig. Voor de duidelijkheid, dat woord komt niet uit de lucht vallen. Op de NAVO-top beloofde Trump onlangs om de steun aan Oekraïne voort te zetten. Een week later maakte zijn minister van Defensie bekend dat wapenle...

2025-07-25
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

wispelturig

Wispelturig wordt gebruikt om iemand te beschrijven die onvoorspelbaar is, snel van gedachten of stemming verandert, of inconsistent is in gedrag of beslissingen. Dit kan soms worden gezien als een uitdaging in relaties of samenwerkingen omdat het moeilijk kan zijn om te voorspellen hoe iemand zal reageren of handelen. Wispelturigheid kan verschil...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wispelturig

wispelturig - Bijvoeglijk naamwoord 1. veranderlijk in gedrag en gedachten De moderne consument is wispelturig en niet langer merktrouw. Woordherkomst Samenstellende afleiding van wispelen en tuur met het achtervoegsel -ig Synoniemen veranderlijk, onstandvastig, grillig, o...

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wispelturig

veranderlik.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wispelturig

adj. & adv., wispeltuerich, wif, ûnstadich, hinne en wer (as de wyn), ritich, tribelich; — zijn, wigewa(r)lje, wilewa(r)lje, de draeisykte hawwe; (van het weer), op ’e rin wêze, tribelje; — persoon, wilewa(r)l, wilewale, toarnpûst, lêstich séskip (it).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wispelturig

bn., bw. (veranderlijk, ongestadig, onstandvastig): tante is wat wispelturig van aard; wispelturig handelen.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wispelturig

(wispəl’tu:rəch) bn. en bw. (-er, -st) [wispelen + Mued. tiere, aard] 1. onstandvastig, veranderlijk : een karakter. Syn. wuft. 2. ongestadig : weer. 3. onrustig, wild : te werk gaan.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Wispelturig

het eerste lid is de stam van wispelen (bijvorm kwispelen) — zich onrustig bewegen, in gestadige beweging zijn, als frequentatief van wispen : „Een vischje wispte met den steert”. Het tweede lid herig (in plaats van tierig, zooals duur en dier afwisselen) is een afl. van tier = aard (vgl. tieren: goed aarden, welig opschieten). He...