Wispelturig
bn. bw. (-er, -st), gedurig veranderend, onstandvastig in stemming en streving: een wispelturig man: een wispelturige aard; — ongestadig, los: het is wispelturig wee.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), gedurig veranderend, onstandvastig in stemming en streving: een wispelturig man: een wispelturige aard; — ongestadig, los: het is wispelturig wee.
Ewoud Sanders (2025)
Wellicht is het een persoonlijke afwijking, maar ik heb de neiging om in te zoomen op woorden. Neem een woord als wispelturig. Voor de duidelijkheid, dat woord komt niet uit de lucht vallen. Op de NAVO-top beloofde Trump onlangs om de steun aan Oekraïne voort te zetten. Een week later maakte zijn minister van Defensie bekend dat wapenle...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
ChatGPT (2023)
Wispelturig wordt gebruikt om iemand te beschrijven die onvoorspelbaar is, snel van gedachten of stemming verandert, of inconsistent is in gedrag of beslissingen. Dit kan soms worden gezien als een uitdaging in relaties of samenwerkingen omdat het moeilijk kan zijn om te voorspellen hoe iemand zal reageren of handelen. Wispelturigheid kan verschil...
Wiktionary (2019)
wispelturig - Bijvoeglijk naamwoord 1. veranderlijk in gedrag en gedachten ♢ De moderne consument is wispelturig en niet langer merktrouw. Woordherkomst Samenstellende afleiding van wispelen en tuur met het achtervoegsel -ig Synoniemen veranderlijk, onstandvastig, grillig, o...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., wispeltuerich, wif, ûnstadich, hinne en wer (as de wyn), ritich, tribelich; — zijn, wigewa(r)lje, wilewa(r)lje, de draeisykte hawwe; (van het weer), op ’e rin wêze, tribelje; — persoon, wilewa(r)l, wilewale, toarnpûst, lêstich séskip (it).
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (veranderlijk, ongestadig, onstandvastig): tante is wat wispelturig van aard; wispelturig handelen.
Jozef Verschueren (1930)
(wispəl’tu:rəch) bn. en bw. (-er, -st) [wispelen + Mued. tiere, aard] 1. onstandvastig, veranderlijk : een karakter. Syn. wuft. 2. ongestadig : weer. 3. onrustig, wild : te werk gaan.
T. Pluim (1921)
het eerste lid is de stam van wispelen (bijvorm kwispelen) — zich onrustig bewegen, in gestadige beweging zijn, als frequentatief van wispen : „Een vischje wispte met den steert”. Het tweede lid herig (in plaats van tierig, zooals duur en dier afwisselen) is een afl. van tier = aard (vgl. tieren: goed aarden, welig opschieten). He...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: