Wat is de betekenis van Wen?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wen

voegw., (dicht.) wanneer, als: hij had ze, uit zijn vliering-cel, bespied, toen ze in den moestuin zich somwijlen kwam vertreden (Staring).

2025-07-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Wen

uitwas -

2025-07-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wen

windas; gewen, oorhand kry; verdien, bekom; wins maak; gewend raak of maak.

2025-07-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

wen

wen, uitwas.

2025-07-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

wen

wie; iemand; wen suchen Sie?, wie zoekt U?; suchen Sie wen?, zoekt U iemand?

2025-07-27
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

wen

een huidsmeerkliercyste.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wen

I. v. wennen (kropgezwel, uitwas). II. vgw. (lit. t. wanneer).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wen

I. v. (-nen; -netje) [~ Lat. venter, buik] uitwas, kropgezwel aan de hals van mensen. II. vgw. Dicht, wanneer, als.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wen

v./m. (-nen), uitwas.