Wat is de betekenis van wakker?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wakker

bn. bw., 1. niet slapend: wakker zijn; word eens wakker! wakker liggen ; iem. wakker schudden, door schudden wekken ; ook fig. ; wakker worden, ontwaken ; — (spr.) slapende honden moet men niet wakker maken, zie Hond ; — fig. : iets bij iem. wakker maken, de herinnering aan iets wekken ofwel een...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wakker

wakker - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet in slaap, op Synoniemen op Verwante begrippen helder

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wakker

wakker - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wak-ker 1. niet slapend ♢ Jan slaapt nog, maar Piet is al wakker 1. klaar wakker [heel erg wakker] 2. wakker liggen...

2025-07-29
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Wakker

1. Patroniem op basis van de voornaam Wakker (Wackar), van oudsher een Germaanse persoonsnaam i.v.m. de oorspronkelijke betekenis 'wakend, waakzaam'. 2. Bijnaam op basis van het (zelfstandig gebruikte) bijvoeglijk naamwoord 'wakker' (dts. wacker): de wakkere, die monter of dapper is.

2025-07-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Wakker

in de uitdr. daar kun/magje me ’s nachts voor wakker maken: daar ben ik al tij d voor te vinden. Cliché-uitdr. Je kan me d’r midden in de nacht voor wakker maken. / Het kan me niet schelen want ik vind het veel te fijn. / Je kan me d’r midden in de nacht voor wakker maken. / Ik doe het met liefde zonder enig centje pijn. (Frans Halsema: Onder de wo...

2025-07-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wakker

waaksaam, flink; wakker maak, (op)wek; wakker skrik, ontwaak (met skok); wakker word, ontwaak.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wakker

adj. & adv., wekker, to wekker; bijna niet — kunnen worden, in ein, fier wei komme moatte; (levendig), fyf, kibich, helder, hertlik.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wakker

bn., bw.; wakkerder, -st: 1. niet slapend: wakker blijven! wakker worden, ontwaken; de hele nacht wakker liggen; wakker schrikken; kom, word eens wakker, fig. droom niet; iem. wakker schudden, eig. en fig.; zegsw. zie hond; bij uitbr. een begeerte bij iem. wakker maken, ze opwekken; 2. flink: fig. een wakkere vent, kloek, flink; een werk wakker aan...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wakker

('wakkər) I. bn. en bw. (-der, -st) [waken] 1. niet slapend : ik heb de hele nacht gelegen; iemand maken, schrikken, schudden. Gez. iets bij iemand maken, het hem herinneren of het bij hem opwekken; klaar .geheel en al wakker; word eens -, droom niet. → hond. 2. ijverig en waakzaam : een -e knaap. Syn. → dapper. 3. lustig, vrol...