Wat is de betekenis van VIF?

2025-07-28
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

VIF

Vlaams Infrastructuurfonds

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vif

adj., fyf.

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

vif

(Fr.) vief, levendig, wakker, vlug.

2025-07-28
X-Y-Z der Muziek

Casper Höweler (1939)

Vif

levendig (Fr.)

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vif

zie vief.

2025-07-28
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Vif

levendig, opgewekt.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VIF

VIF - (Fr.), bn. bw. (viver, vifst), vlug; levendig; geestig.

2025-07-28
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

vif

vif - bn. (viver, vifst), levendig, geestig