Wat is de betekenis van verpanden?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verpanden

(verpandde, heeft verpand), in pand geven, belenen: een horloge, meubelen, zilverwerk verpanden: een huis verpanden, er hypotheek op vestigen, geven : (fig.) zijn woord, zijn eer verpanden, borg staan op zijn woord van eer; — zijn leven verpanden, veil houden, op het spel zetten (voor iem. of iets); — zijn...

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verpanden

verpanden - Werkwoord 1. (ov) als basis voor een lening uit handen geven Zij moest er haar stradivarius voor verpanden. 2. (ov) sterk gehecht zijn aan Hij heeft aan Amsterdam zijn hart verpand. Woordherkomst afgeleid van pand met het vo...

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verpanden

v., forpanje, forsette; (verwedden), forhâlde.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

verpanden

verpandde, h. verpand (in pand geven): zijn goederen verpanden, belenen; fig. zijn eer verpanden, op zijn eer iets beloven.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

verpanden

(verpandde, heeft verpand) 1. in pand geven: zijn horloge -. Syn. belenen. 2. hypoteek nemen op: een huis -. 3. beloven op: zijn eer, zijn woord -. 4. beloven te geven: zijn leven -.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Verpanden

(verpandde, heeft verpand), in pand geven, belenen: een horloge een huis verpanden, er hypotheek op vestigen, geven; (fig.) zijn woord verpanden, borg staan op zijn woord van eer; zijn leven verpanden, op het spel zetten (voor iemand of iets); zijn hart aan iets verpanden, zich er geheel aan overgeven.

2025-07-26
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Verpanden

Verpanden - een roerend goed in het bezit stellen van dengeen, van wien men geld geleend heeft, tot onderpand, zekerheid.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VERPANDEN

VERPANDEN - (verpandde, heeft verpand), in pand geven: een horloge, meubelen, zilverwerk verpanden, beleenen; — een huis verpanden, er hypotheek op nemen; — (fig.) zijn woord, zijne eer verpanden, borg staan op het woord van eer ; — zijn leven verpanden, beloven te sterven (voor iem. of iets); — zich verpanden, zich ten n...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Verpanden

zie Beleenen.