Uitsmijter
m. (-s), 1. iem. aangesteld om rumoerige of ongewenste gasten buiten de deur te zetten : in dat café zijn twee uitsmijters; — souteneur; — (stud.) assessor van de senaat; 2. (gemeenz.) mars, gespeeld na het afwerken van een muziekprogramma, waarbij het publiek vertrekt; 3. brood met spiegeleieren en ham of ander koud vlees...