trost
trost - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen ♢ Jij trost 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen ♢ Hij trost 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van trossen ♢ trost!
Wiktionary (2019)
trost - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen ♢ Jij trost 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen ♢ Hij trost 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van trossen ♢ trost!
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: