Wat is de betekenis van tref?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tref

m., 1. het treffen: ’s Rovers berden, welhaast met wisser tref bereikt, in de ongedekte lenden (Staring); 2. omstandigheid dat men het treft, hikje: ’t is een tref hem 's avonds thuis te vinden: wat een tref!

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tref

tref - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen ♢ Ik tref 2. gebiedende wijs van treffen tref! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen tref je?

2025-07-23
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Tref

Het zelfstandige naamwoord tref, waarvan geen meervoud bestaat-men kan wel zeggen: wat een tref, maar niet: wat een boel treffen-werd vroeger vooral gebruikt in de uitdrukking: een man van tref en van eer voor: een voortreffelijk man. Het woord hoort bij het werkwoord treffen: raken, ook: raken zonder opzet, vallen op, ten deel vallen, aandacht tre...

2025-07-23
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Tref

andere benaming voor → Trabes of Reese.

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tref

getref, raak; bereik; (goed) lyk; geluk; oorkom; ontroer; opval; raakloop; aangaan; reël.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tref

s., treffer.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tref

m.; het treffen, lukje: het is een tref, hem thuis te vinden, toeval; wat een tref!

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tref

m. 1. het treffen : de van een bal. 2. lukje: ’t is een hem thuis te vinden.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tref

m., 1. het treffen; 2. een gelukje.