suppleer
suppleer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppleren ♢ Ik suppleer 2. gebiedende wijs van suppleren ♢ suppleer! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppleren ♢ suppleer je?...
Wiktionary (2019)
suppleer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppleren ♢ Ik suppleer 2. gebiedende wijs van suppleren ♢ suppleer! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppleren ♢ suppleer je?...
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. aanvullen, bijvoegen; aanzuiveren, bijpassen; vervangen; II. suppléer à, vergoeden, goedmaken; voorzien in.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: