SNIPPER
v. (-s), 1. afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje: snippers papier; 2. gekonfijt dun reepje schil van een oranje- of sinaasappel: gesuikerde snippers; 3. klein beetje: een boterham met een snippertje kaas; — hij zal er geen snippertje van hebben, totaal niets; 4. een snipper op hebben, te veel sterk...