Wat is de betekenis van Sjap?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sjap

m. (-pen), sjappie.

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

sjap

1) (1693, vero.) (meestal verkleinvorm: sjapje) sterke drank; jenever. Het WNT meent dat het toeval is dat in het Deens 'sjappe' gebruikt wordt in de betekenis van drinken. Het woordenboek suggereert eerder een verband met sjappietouwer*. • Een Sjapje, broer, dat strykt alle rimpels glad. (Werken van het Tooneelgezelschap Purgat et Ornat, Volu...

2025-07-23
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Sjap

Sjap is alleen in het laatste deel van de 17de en het begin van de 18de eeuw aangetroffen. Salomon van Rusting, een avontuurlijke legerarts die gedichten vol platte volkstaal schreef, gebruikte het woord in 1693 in een gedicht getiteld 'De kat in 't vagevuur': Gy, die u blaas, met nat, vervulden, Tot datter endlijk munt noch kruys, Per kas was! die...

2025-07-23
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Sjap

Sjap - iemand zonder manieren, ruw persoon; in het begin van de 18de eeuw om een matroos van de grote vaart mee aan te duiden. Het zou van Maleise oorsprong zijn, uit sapa taoe of siapa taoe wie weet t? weet ik het?, een uitdr. gebruikt door matrozen die naar het Oosten voeren. Ook sjappie, sjappietouwer.

2025-07-23
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

sjap

(zn) ordinait persoon TM.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sjap

m. sjappen, ook, sjappie, m. sjaps (afkorting van sjappetouwer: iem. zonder manieren of beschaving; iem., die schunnig gekleed is; iem., die niet veel deugt, gemene kerel).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sjap

m. (-pen) afkorting van : → sjappetouwer.