Wat is de betekenis van Schisma?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schisma

(Gr.), o. (-’s), 1. scheuring, afscheiding in een Kerk, bep. in de R.-K. Kerk: het Grote Schisma, die verdeeldheid welke in de Westerse Kerk plaats vond van 1378—1417, toen een deel de paus te Rome en een ander deel de paus te Avignon erkende; — afscheiding in ’t alg.; 2. (Zuidn., niet alg.) ruzie, verdeeldheid.

2025-07-28
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

schisma

Een schisma verwijst naar een breuk, splitsing of conflict, meestal in de context van een organisatie, groep of gemeenschap. Het kan resulteren in het ontstaan van afzonderlijke facties, elk met hun eigen overtuigingen of doelstellingen. Het begrip wordt vaak gebruikt in religieuze, politieke of organisatorische contexten om een diepe verdeeldheid...

2025-07-28
Ikonen Lexicon

Karin Braamhorst (2004)

Schisma

Het Oosters schisma (gr. scheur) is de definitieve scheiding in 1054 tussen de westerse (Roomse of Latijnse of katholieke) christelijke kerk en de oosterse (Byzantijnse of Griekse of orthodoxe) kerk.

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Schisma

[kerk. Lat, van NTGr. schisma, -matos = scheuring, van Gr. schizein = kloven, splijten] kerkscheuring (zonder afwijking in geloofsleer, maar met losscheuring van wettig gezag); afscheiding in het algemeen,

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Schisma

scheuring; afscheiding in een kerk

2025-07-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

schisma

een afscheiding in de katholieke Kerk waarbij een bepaalde groep zich niet meer wil onderwerpen aan het gezag van de paus, maar toch wel aan de andere geloofspunten trouw wil blijven. Ook in protestantse kringen wordt een afscheiding ten gevolge van een conflict een schisma genoemd.

2025-07-28
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Schisma

[= (kerk)scheuring] vindt plaats, wanneer een kerk zich met behoud van de ware geloofsleer aan de eenheid der Kerk, het gezag van den paus van Rome, onttrekt. Het meest bekende is het Oostersche Schisma van Photius (867), voltooid door Michael Caerularius (1054). Het → Westersche Schisma (1378-1417) was eerder een crisis van het pauselijk geza...

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Schisma

o., scheuring in kerk of geloof; verdeeldheid

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

SCHISMA

(van Gr.: schizo, splijten) is een scheuring in de Christelijke Kerk, ontstaan door de afsplitsing van een groep, die, zonder bepaalde punten der geloofsleer te verwerpen, zich aan de eenheid en het centrale gezag onttrekt om geschillen van kerkrechtelijke of andere aard. De zonde van schisma is een willens en wetens verbreken van de hiërarchi...