Reservevoedsel
o., (biol.) voedsel dat in de cel of in bep. organismen wordt opgeslagen om bij geen of bij onvoldoende toevoer te worden gebruikt (b.v. in bollen, knollen, wortelstokken en boomstammen voor het uitlopen van nieuwe delen in het voorjaar, in zaden voor de kiem, vetweefsel bij dieren enz.).