Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Reservevoedsel

betekenis & definitie

o., voedsel dat in cellen van organismen aanwezig is om bij afwezigheid van of onvoldoende toevoer van voedsel te worden aangesproken.

Reservevoedsel treft men bij tal van planten in verschillende organen in diverse vormen aan. Dit voedsel doet dienst om na afloop van het ongunstige jaargetijde, bij het intreden van betere omstandigheden verbruikt te worden door de zich ontwikkelende jonge delen, zolang deze nog niet groen zijn en dus nog niet zelf hun bestanddelen uit het koolzuur van de lucht en de zouten uit de bodem kunnen bereiden. Onderaardse bewaarplaatsen van reservevoedsel vindt men bij overblijvende gewassen, in de stengel van wortelstokken of knollen, in de bladeren van de bollen en in de wortels van de wortelknollen. Boven de grond vindt men ze in het hout, vooral het houtparenchym en de mergstralen. Tenslotte bevatten alle zaden reservevoedsel: in het endosperm, het perisperm of in de zaadlobben. Het voedsel is ten dele stikstofhoudend (eiwit of amiden); in droge zaden (graan) wordt het als aleuronkorrels gevonden en als amorf gluten. Het stikstofvrije voedsel is dikwijls vet of olie (vooral in zaden, maar ook in het hout van bomen als linde en den) of het is koolhydraat: zetmeel vooral in onderaardse bewaarplaatsen, maar ook wel in zaden (endosperm van de grassen, zaadlobben van boon en erwt), suiker in bepaalde gevallen, zoals de bolschubben van uit (glucose), de wortel van de biet (saccharose), inuline bij een aantal composieten, zoals de dahlia, als niet-cellulosepolysacchariden o.a. mannanen en galactanen in tal van harde zaden, vooral van palmen (dadelpitten, plantenivoor), maar ook wel van andere planten, zoals koffie.

< >