Regentschap
o., 1. ambt, waardigheid van regent; uitoefening daarvan; 2. omstandigheid dat en periode gedurende welke een regent het bestuur uitoefent: onder het regentschap van; 3. (-pen), gewest waarover een regent aangesteld is, in ’t bijz. (voorh.) in Ned. Indië: de Preanger Regentschappen.