Publiek (1)
Publiek (1) - bn. bw. (-er, -st), openbaar, tegenstelling van geheim : de zitting, het examen is publiek; — het is een publiek schandaal, overal bekend; — iets publiek maken, overal bekend; — iets publiek verkoopen; — iem. publiek te schande maken, in het openbaar; — niet voor enkelen, maar voor allen, voor het pub...