Présenter
I. presenteren, aanbieden, bieden [voordelen], overreiken, indienen, voorstellen, introduceren, voordragen [voor betrekking], vóórhouden, (vertonen; présenter les armes, ’t geweer (de sabel) presenteren; présenter des difficultés, moeilijkheden opleveren; présenter des observations, opmerkingen kenbaa...