Pop (1)
Pop (1) - v. (-pen), nagemaakte menschengedaante, waarmede kinderen, inz. meisjes, spelen: eene houten pop; wassen poppen; eene pop aankleeden; met de pop spelen, van kinderen gezegd; — (fig.) elk heeft zijne pop, waarmede hij speelt, ieder heeft zijne speelpop: — als eene pop opgeschikt zijn, gezegd van een meisje, dat, of van eene vr...