Wat is de betekenis van Pik (2)?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pik (2)

Pik (2) - Pik m. het pikken van een vogel; — prik; — het eten met eene vork: eet een pik mee, eet wat mee; — het is fijne pik, het is iets fijns; — een stuk komkommer in het zuur; een cent een pik!; — (plat) mannelijke roede; — het naaien: er gaat een heele pik aan, men moet er heel wat aan naaien, vó...