piepen (piepte, heeft gepiept)
1. een dun, hoog geluid geven (als muizen of jonge vogels enz.): ik hoor de muizen piepen (piepte, heeft gepiept); (spr.) zo als de ouden zongen, piepen (piepte, heeft gepiept) de jongen, wat de ouden deden, volgen de jongen (op hun manier) na; een deur die niet gesmeerd is piept; een piepende stem; (diergeneeskunde)piepende damp, verlamming van de...