Wat is de betekenis van Pappig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pappig

bn. (-er, -st), 1. brijachtig, week als pap: de grond is erg pappig; pappige wrongel. 2. ongezond dik: er pappig uitzien. 3. (van stoffen) vol pap, te veel geappreteerd.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pappig

adj., brijïch, pappich, smodzich; (dik, van mensen), kwabbich.

2025-07-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Pappig

brijachtig.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pappig

bn. (brijachtig, niet vast; v. personen: dik, maar niet stevig; met een papgezicht): dit brood is pappig, week; pappig land; er pappig uitzien; nog (v. weefsels): de zakdoeken zijn pappig, vol pap, te veel geappreteerd.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pappig

('pappəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. week als pap : een papiervel; -e aardappelen, wegen. 2. vol van, te veel geappreteerd : -e zakdoeken. 3. ongezond dik : er uitzien.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pappig

bn. (-er, -st), 1. brijachtig, week als pap: de grond is erg pappig; 2. ongezond dik.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pappig

Pappig bn. (-er, -st), vol pap, niet stevig geappreteerd (van stoffen); — zacht, week : de grond is erg pappig; — er pappig uitzien, ongezond dik. PAPPIGHEID, v.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten