Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

paal

betekenis & definitie

I.(de, mv.?), uit bamboeschotten opgebouwde, fuikachtige constructie, waarin opgedreven vissen worden verzameld. De afvissing geschiedt bij de trek van de vis naar vers binnenkomend vloedwater.

De vis wordt opgevangen in een bamboefuik, een zogenaamde paal (zie foto) (Gids 60). - Etym.: Vgl. veroud. E pale = omheining. Het is niet duidelijk of er verband is met parel (II).

II. (de, mv.?), (gebr. in Nickerie) dekkleed van aan elkaar genaaide zakken of lappen. Etym.: Van H (pal)? Niet duidelijk.

< >