Wat is de betekenis van op scheut gaan?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

op scheut gaan

(19e eeuw) (vnl. Vlaanderen, inf.) aan de zwier gaan. Vgl. aan de banjer* zijn (gaan); dweilen*; nouba* vieren; aan de pieren* gaan; pierewaaien*; rabotten*; aan de rol* gaan; sjouwen*; op tralaliere* gaan. • Op de ijzergieterij-Marijnen wordt veel gedronken, ten minsten Maandags en ook wel Maandag gehouden (op scheut gaan) al is het niet meer...

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

op scheut gaan

(19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) aan de zwier gaan. • Erop hebben zitten (op scheut gaan): b.v. Hij heeft er 6 maanden op zitten: hij heeft 6 maanden niet gewerkt. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914) • op scheut gaan, uitgaan om te drinken, aan den zwier gaan of op zwik, op schok gaan (Schuerm. 586 a; Rutten, 199 b...