Onvermogend
bn. (-er, -st), 1. niet in staat tot iets: laster is door u te baat genomen, waar u blijkt dat overreding onvermogend is; 2. geheel onbemiddeld, arm: een weldoener der armen, een helper van onvermogende vrienden ; — school voor onvermogenden, waar weinig of geen schoolgeld wordt geheven; armenschool.