Onschuld
v., 1. staat van iem. die geen kwaad heeft gedaan; schuldeloosheid: ik was mijn handen in onschuld; zijn onschuld is door de rechter erkend.; in alle onschuld, zonder enig kwaad in de zin te hebben. 2. argeloosheid; staat waarin men nog geen besef heeft van goed en kwaad: de leeftijd der onschuld, de kinderjaren. 3. (meton.) on...