Wat is de betekenis van onschuldig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onschuldig

bn. (-er, -st), 1. geen kwaad bedreven hebbende, zonder schuld: hij zat onschuldig gevangen; — hij is daaraan onschuldig, heeft dat kwaad niet bedreven. 2. zonder besef van goed en kwaad, argeloos: toen hij een onschuldig kind was; — (zegsw.) zo onschuldig zijn als een pasgeboren kind. 3. geen kwaad doende, n...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onschuldig

onschuldig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet schuldig Zelfs onschuldige kinderen worden in die oorlog niet ontzien. Woordherkomst Afleiding van onschuld met het achtervoegsel -ig afgeleid van schuldig met het voorvoegsel on- Verwante begrippen onschuld

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onschuldig

onschuldig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-schul-dig 1. wie niet beseft wat er gaat gebeuren ♢ hij was toen nog een onschuldig kind 2. wie geen verkeerde dingen gedaan heeft ♢ hij is onsch...

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onschuldig

zie hand.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onschuldig

adj. & adv., ûnskuldich.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onschuldig

bn. (1 zonder schuld; geen kwaad gedaan hebbende; 2 zonder besef van goed en kwaad; 3 niets kwaads bedoelende; onschadelijk): 1 onschuldig bloed vergieten; ik ben er onschuldig aan; zo onschuldig als een lam; 2 een onschuldig kind, geen onderscheid kennende tussen goed en kwaad, argeloos; 3 een onschuldige grap, niet kwaad bedoeld; een onschuldig m...

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onschuldig

(on'schuldəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. zonder schuld, geen kwaad bedreven hebbend : sterven; bloed. Syn. schuldeloos. 2. zonder besef van goed of kwaad : een kind. Syn. → argeloos. 3. niets zondigs bevattend : een genoegen. 4. niets kwaads bedoelend : een -e grap. 5. onschadelijk : kina is geen middel.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onschuldig

bn. (-er, -st), 1. geen kwaad bedreven hebbend: hij zat gevangen; hij is daaraan onschuldig, heeft dat kwaad niet bedreven; zelfst.: de jury sprak het onschuldig uit; 2. zonder besef van goed en kwaad, argeloos; (zegsw.) zo onschuldig zijn als een pasgeboren kind; 3. geen kwaad doend, niemand benadelend: een gekke burgemeester, maar zeer onschuld...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onschuldig

bn. (-er, -st), geen kwaad bedreven hebbende : hij stierf onschuldig; — zonder besef van goed en kwaad, argeloos: toen hij een onschuldig kind was; — (spr.) zo onschuldig zijn als een pasgeboren kind; — geen kwaad doende, niemand benadelend: een gekke burgemeester, doch zeer onschuldig in zijn gekheid; — (van zaken) niets...