Wat is de betekenis van nuttig?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nuttig

bn. bw. (-er, -st), 1. nut aanbrengende, voordelig : een nuttig werk verrichten; een nuttig lid der maatschappij ; zijn tijd nuttig besteden ; de nuttige handwerken ; het nuttige met het aangename verbinden; 2. (mech.) aan het gestelde doel ten goede komend: het nuttig effect van een machine, verhouding tussen opgenomen en afg...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nuttig

nuttig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van nut zijnde nuttig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nuttigen ♢ Ik nuttig 2. gebiedende wijs van nuttigen nuttig! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nuttig

nuttig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: nut-tig 1. wat voordeel met zich meebrengt, bruikbaar ♢ dit is een nuttig apparaat Bijvoeglijk naamwoord: nut-tig ... is nuttiger dan ... het nu...

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nuttig

genuttig, voedsel gebruik; van waarde, bruikbaar, voordelig.

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nuttig

adj. & adv., nuttich, nut, tsjinstich; het is nergens — voor, it is nearne ta nut; — zijn, nutsje.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nuttig

1. bn., bw. (van nut zijnde): een boek, nuttige instellingen; zijn tijd nuttig besteden; 2. nuttige, o.: het nuttige met het aangename verenigen; zie utile dulci.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nuttig

('nuttəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. nut hebbend, met voordeel bruikbaar: -e werken, wenken. boeken, instellingen; zijn tijd besteden; iets aanwenden; die regeling is voor iedereen; het -e met het aangename verenigen. Tgst. nutteloos. 2. aan het gestelde doel ten goede komend: het effekt van een machine.

2025-07-24
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Nuttig

Adjectief: nuttig, nut, goed, behoorlijk, heilzaam, voegzaam, voeglijk, handzaam, geschikt tot, gepast, geboren tot, berekend voor, ingericht voor, rijp voor, geriefelijk, gerievig, bruikbaar, leerrijk, instructief (instruktief), gunstig, batig, meestbegunstigd, bevorderlijk aan (voor), voordelig, profijtelijk, profitabel, weldadig, weldadig...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nuttig

bn. en bw. (-er, -st), 1. iets dat nut aanbrengt, rendement oplevert, voordelig is: een werk verrichten; een nuttig lid van de maatschappij; zijn tijd nuttig besteden; de nuttige handwerken (tegenover de fraaie); zelfst.: het nuttige met het aangename verbinden; 2. (mechanica) wat aan het gestelde doel ten goede komt: het nuttig effect van een mac...