Normal-
(norma, richtsnoer, regel), voorvoegsel bij Duitsche vaktermen, dat in het Nederlandsch vaak — in strijd met het taalgebruik — als voorvoegsel (normaal-) in plaats van als afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord wordt gebezigd, en dat dan beteekent „overeenkomstig de overeengekomen eenheid”. N. electrode, prikkelelectrode met een...