Wat is de betekenis van monoftong?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Monoftong

m. (-en), enkele klinker.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

monoftong

monoftong - Zelfstandignaamwoord 1. (taalkunde) de benaming voor één enkele klinker die de nucleus vormt van een lettergreep Het overgaan van een monoftong in een diftong wordt diftongering genoemd. Woordherkomst Afkomstig van het Oudgriekse μονόφθογγος (met het voorvoegsel mono-)...

2025-07-24
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Monoftong

(v.(m.)), syn. eenklank; enkelvoudig vocaal.

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Monoftong

zn [v. Gr. monos = alleen, en phtoggos = klank] (taalk.) één enkele klinker (tegenover tweeklank, zie diftong).

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Monoftong

klinker van één klank

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

monoftong

enkele klank.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

monoftong

(monoftong) v. (-en) [Gr. monos, enkel + phtoggos, klank] Taalk. enkele klinke.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

monoftong

monoftong leenwoord Zie: tweeklank

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)