Wat is de betekenis van Moedwil?

m., 1. willekeur: Napoleon die volken naar zijn moedwil overheerde (Tollens); 2. boos opzet: ik deed het niet met (uit) moedwil; 3. uiting van kwaadwilligheid, baldadigheid: moedwil bedrijven, plegen; zijn moedwil botvieren.

moedwil - Zelfstandignaamwoord 1. met boze opzet ♢ U zei in het begin dat ouders vaak te veel verwachten. Ik zie weinig moedwil bij de ouders. Maar ze mikken hoog voor hun kinderen. Ik stel hen daar niet graag persoonlijk verantwoordelijk voor. Ik houd liever een spiegel voor. Ouderschap wordt mee vorm...

s., moedwil(le).

m.; 1. willekeur, eigenzinnigheid: volken naar zijn moedwil overheersen; 2. (boos) opzet; baldadigheid: zijn moedwil botvieren; uit moedwil; een haan met moedwil vermoord.

('moet) m. [wil naar ’t eigen gemoedl I. Eig. Ong. eigen wil, eigen verlangen nl. 1. willekeur : uit zuivere -. 2. boos opzet: door, met, uit iets doen; zijn botvieren. II. Metn, uiting van moedwil, baldadigheid, kwaadwilligheid : bedrijven, begaan, plegen.

Moedwil m. boos opzet; ik deed het niet met (uit) moedwil; uiting van kwaadwilligheid, baldadigheid; moedwil bedrijven, plegen; aan zijn moedwil botvieren; plaagzucht.

Moedwil, m., *-LIGHEID, v. gmv. het kwaaddoen met opzet; voorbedachte booze handeling; (fig.) plaagzucht, guitenstreek. *-LIG, bn. en bijw. (-er, -st), *-LIGLIJK, *-LENS, bijw. opzettelijk bedervend of kwaaddoend; voorbedachtelijk; onbeschaamd; (fig.) guitachtig.

...

...