Met iemand opgescheept zijn (of zitten)
D.w.z. iemand tot zijn last hebben. Vgl. Winschooten, 66: Hij is 'er meede opgescheept, hij is aan 't teefje vast; bl. 225: wij waaren met vgl. Winschooten, 66: Metiemandgescheeptsijn, beteekend: met iemand zijn; haar opgescheept. In de 17de eeuw zeide men ook met iemand gescheept verleegen, al te verin...