Wat is de betekenis van Marode?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Marode

(<Fr.), v., in de' uitdr. op marode gaan, 1. (volkst.) gaan pierewaaien, scharrelen; 2. (Zuidn.) uit stelen gaan.

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Marode

[v. Fr. maraude = het plunderen, plundertocht] 1. op marode gaan, (Z.N.) uit stelen gaan; (Noordned.) gaan pierewaaien; 2. (Barg.) armoede (zie merode). maroderen [Fr. marauder] plunderen.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Marode

plundertocht

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Marode

plundering, strooppartij; zie: maraudeur.

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Maróde

afgemat, dood op, ziek.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

marode

v.; stroperij, plundering door soldaten, die op den boer uit stelen gaan: zegsw. op marode zijn of gaan; ook: (Fr.) maraude.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

marode

(ma'ro.də) v. het maroderen, stroperij, plundering : op gaan, zijn.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

marode

[Fr.], v., stroperij, plundering door soldaten: op gaan, plunderen; (ook) pierewaaien; (ook) stelen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

marode

marode - v., plundering, strooppartij; zie: „maraudeur”.