Wat is de betekenis van manlijk, mannelijk?

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manlijk, mannelijk

bn., bw.; tot den man, het mannelijk geslacht behorende; eigen aan den man: kloek, flink: een mannelijk karakter, het mannelijk geslacht, een mannelijk leen; mannelijk handelen.