Wat is de betekenis van Maf?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maf

I, m., (zeer gemeenz.) slaap : ik val om van de maf; hij is aan de maf, ligt, zit te slapen. II. m. (-fen), (Barg., volkst.) klein zilveren muntstuk, kwartje. II. bn. (-fer, -st), (niet alg.) 1. laf; mat, vadsig: een maffe kerel; 2. loom : het is maf weer.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

maf

1) (1731) (inf.) slaap. Zie ook: maffen*. • Ik heb maf (slaap). (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901) • Bij hem kon je gewoon niet maffen. Ik heb ‘t eens geprobeerd, of liever de maflust trachtte me eens te overwinnen. Kerel, ik had een maf, om 't niet uit te houden. (Tjeerd Flappuith: Toen ik Indisch student was. 1902)...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

maf

maf - Bijvoeglijk naamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) gek, vreemd, onverwacht, ongebruikelijk, raar Hij had een bepaald maffe hoed op. Gister deed-ie zoiets mafs dat ik m'n lachen bijna niet in kon houden. maf - Bijwoord 1. op een...

2025-07-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

maf

gek; slaap In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht. Het komt hierin voor in de combinatie: die ‘bol is maf’, voor die ‘kaerel is gek’. Vervolgens omstreeks 1840 in Zele in Oost-Vlaanderen gesignaleerd, en in 1893 te Sint-Truiden in Belgisch Limburg. Maf is...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

maf

maf - bijvoeglijk naamwoord 1. waar je om moet lachen ♢dat is een maf verhaal 2. wie een gebrek aan gezond verstand heeft ♢deze leraar is een beetje maf Bijvoeglijk naamwoord: maf ...

2025-07-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

maf

(variatie van laf, suf, onder invloed van mat of moe?), gek: Parooll.

2025-07-28
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Maf

een oud Bargoens woord voor gek; niet goed wijs. In deze bet. vinden we het al terug in de vroege 18de eeuw. Een eeuw eerder kwam het dialectisch voor in de bet. ‘slap, krachteloos, suf. In de jeugdtaal van de jaren vijftig ging men het gebruiken in de zin van ‘flauw, kinderachtig, onbenullig’. Jongeren hadden het bijvoorbeeld over een maf verhaalt...

2025-07-28
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Maf

Dialectisch komt maf voor in de betekenis: slap, suf. Hiervan afgeleid is het werkwoord maffen, gemeenzame term voor: slapen. Maar op het ogenblik is maf ook een modewoord onder scholieren. Zij verstaan onder maf zo iets als: flauw, kinderachtig en spreken dus bijvoorbeeld van een maf verhaaltje. Maar anderengebruiken maf ook in gunstige zin. Zoals...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

maf

Gek, idioot, vervelend, suf. Vgl. (Belg.) maft. Het was een rare vent. Hij had aderverkalking op het laatst. Hij was helemaal maf. Hij probeerde het hele huis te vergassen. V. D. MIJN 1967, 114 Zullen we een stukje spelen voor die gladjakkers hierzo? Weet je wel beetje country. Daar zijn die jenken gek op, helemaal maf van heimwee naar de states....