Wat is de betekenis van Librarius?

[Lat.] bibliothecaris, met name in een klooster.

kloosterbibliothecaris

lĭbrārĭus I. (2. liber), 1. tot de boeken behorend, scriptor, boekenafschrijver, in ’t alg., schrijver, kopiïst, Hor. 2. subst., lĭbrārĭus, ĭi, m. boekenafschrijver, in ’t alg., schrijver, secretaris, kopiïst; boekverkoper, -handelaar; schoolmeester. | lĭbrārĭum, ĭi, n. een kast of kist voor boeken en andere geschrifte...

(Lat.) m. beheerder v. e. kloosterboeken).

m. librarii (Lat. [liber = boek] inz. in een klooster: bibliothecaris).

(Lat.), afschrijver van boeken, copist, ook de schrijver, aan wien men dicteerde. In Esther 8.9 de naam voor den → notarius. Bij het Rom. leger werd de boekhouder aldus genoemd. Reeds bij Seneca, maar vooral later heetten de boekverkoopers librarii. Bij S. Hieronymus (Epist. 107,4) heet de leermeester in het schrijven (doctor) librarius; in de...

(li'bra:rius) m. (...rii) [Lat.] bibliotekaris inz. in een klooster.

kloosterlijk verzorger der „librije” of boekerij; boekenbewaarder; bibliothecaris.

lat., in het oude Rome degene, die zich met boeken bezighield, vandaar afschrijver van boeken, secretaris, copiïst,- boekverkooper; in de middeleeuwen ook boekhandelaar.