Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Librarius

betekenis & definitie

(Lat.), afschrijver van boeken, copist, ook de schrijver, aan wien men dicteerde. In Esther 8.9 de naam voor den → notarius. Bij het Rom. leger werd de boekhouder aldus genoemd.

Reeds bij Seneca, maar vooral later heetten de boekverkoopers librarii. Bij S. Hieronymus (Epist. 107,4) heet de leermeester in het schrijven (doctor) librarius; in de M.E. ook de bibliothecaris.

Volgens zijn instructie („Reformatorium” van 1494) moest deze ook inkt maken e.d. Dikwijls was hij ook cantor.Lit.: W. Wattenbach, Das Schriftwesen im M. A. (31896); K. Meinsma, Middeleeuwsche Bibliotheken (1902) ; J. Clark, The care of books (1909). Lampen.

< >