Langs
I. LANGS I. vz., 1. in de lengte van, bezijden: langs de rivier wandelen; deze weg loopt langs het bos; langs de kust; bojnen langs de weg; hier langs, daar langs; (Zuidn.: langs hier, langs daar); 2. bij het aangeven van de weg die men volgt: de dief is langs het venster ontsnapt; 3. voorbij: hij liep langs de paa...