Wat is de betekenis van kriel, krielaardappel, krielkip?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kriel, krielaardappel, krielkip

(1920) (sch.) klein, kort persoon. Vaak gezegd tegen een kind. Kriel komt in deze betekenis reeds voor bij Boekenoogen (1897). • ‘Wat wou jij, kleine kriel?’ riep de opgeschoten slungel giftig en tegelijk gaf hij Pukkie zoo'n pats om de ooren, dat zijn pet over het hek vloog. (J.B. Schuil: De Artapappa's. 1920) • Toen zat de...

2025-07-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kriel, krielaardappel, krielkip

klein, kort persoon. Vaak gezegd tegen een kind. Kriel komt in deze betekenis reeds voor bij Boekenoogen. Herkomst onzeker.‘Wat wou jij, kleine kriel?’ riep de opgeschoten slungel giftig en tegelijk gaf hij Pukkie zoo’n pats om de ooren, dat zijn pet over het hek vloog. (J.B. Schuil, De Artapappa’s, 1920) Toen zat de reus e...