Wat is de betekenis van Kreel, Kriel?

2025-07-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Kreel, Kriel

Kreel, Kriel, v. (-en), smal boordsel (van eenen hoed enz.). *-EN, bw. gel. (ik kreelde, heb gekreeld), met boordsel bezetten; boorden.